Ontleend aan geografische namen als plaatsnamen en woongebieden.
Als iemand elders vandaan kwam en in een nieuwe woongemeenschap ging wonen, werd hij soms genoemd naar het land, streek, dorp of gehucht van herkomst. Deze namen noemt men "her-komstnamen". Voorbeelden hiervan zijn o.a. de namen Pruis (Pruissen), van Kempen (Brabantse Kempen), de Vries (Friesland), en dichter bij huis, van Montfort, van Heel, van Pol, van Melick en van Herten. In Zuid- Limburg komt thans nog regelmatig de achternaam "Dieteren" voor, alsmede, ofschoon iets minder frequent, de namen "Dieters" en "Dethers". Dat de stamvader of stamvaders van deze families uit Dieteren afkomstig waren is op z'n minst waarschijnlijk, in elk geval niet onmogelijk. Toen zij nog in Dieteren woonden heetten zij misschien Budels, Gorts, Linen of zelfs Sculpen! In hun nieuwe woonplaats werden zij echter aangeduid onder de naam van hun voormalige woonplaats en vanaf dat moment bleven zij zo heten. Dat was meer voor de hand liggend en effectiever. Het is ook mogelijk dat de achternaam Dieteren in sommige gevallen ontstaan is uit de voornaam Diederich of Dirck, de roepnamen van de Latijns naam Theodoricus (Theodorus). Binnen de eigen woongemeenschap kregen mensen ook wel een naam die een verwijzing inhield naar een bepaald stuk grond, veldgebied of naar een waterloop. Dit leverde namen op zoals aan het Veld, In het Veld, Op den Camp, Verbeek, Berg en van den Berg, Heuvels en van den Heuvel, van den Akker en Bongaerts of Bongers. Het spreekt vanzelf dat zulke namen overal ontstonden, en niet in één plaats of in één dorp. Overal waren er wel velden, heuvels (hoogten) en akkers.
Ontleend aan beroepen.
Een omvangrijke groep familienamen is voortgekomen uit beroepen. In elk dorp of nederzetting was wel een smid. Dus overal in den lande is stilaan de familienaam Smid, Smits en Smeets ontstaan. Hetzelfde geldt voor het bakkersberoep. Hieruit ontwikkelde zich de familienaam Bakker met z'n verschillende varianten en schrijfwijzen. Ook de familienaam Beckers is hiervan afkomstig. Andere kenmerkende voorbeelden van beroepsnamen zijn Schoenmakers, de Boer en Bours, Akkermans, Brouwers, Dorssers en Rademakers. Enkele niet op het eerste gezicht herkenbare beroepsnamen zijn o.a. Schreurs (schreur is een oude benaming voor kleermaker), Cörvers, Curvers of Kurvers (korfvlechter of mandenmaker), Cuypers of Kuppers (van kuiper, de ambachtsman die tonnen of vaten maakte), Fiddelaars (rondtrekkend muzikant die een fiedel, een soort viool bespeelde). Scholten (schout) en Richter (dorpsoudste).
Ontleend aan bijnamen.
Een vierde groep die de nodige achternamen heeft opgeleverd zijn de bijnamen. De bijnamen waren gebaseerd op lichamelijke kenmerken of kenmerken naar aard, gedrag of karakter. Ontelbaar zijn de namen die onder deze groep thuis horen.Voorbeelden hiervan zijn: de Groot, de Lange, de Korte, Kleinen, Vluggen, Wijzen of Weijzen, de Vrome, Goedbloed, Vrolijk, Swart en Zwart, de Bruin, Blonden of de Blonde, Kleinjans, Magermans, de Kwaadsteniet, Kruyff en Crouzen (krulkop), de Wit, Nacken (hardnekkige), Stemkens (stamelaar), Havenith (van Habenichts = armoedzaaier) enz. De in onze streken bekende familienaam Slangen is ontleend aan de bijnaam "zoon van de Lange". Spelthan of Spelthaen is een oud woord voor sprinkhaan. Waarschijnlijk was de voorouder een beweeglijk iemand, een echte spring in het veld.
Ontleend aan gebeurtenissen, situaties of omstandigheden.
Behalve deze 4 hoofdgroepen zijn er nog talloze andere hoedanigheden of situaties waaruit zich familienamen hebben ontwikkeld. Denk bijv. aan Broers of Broeders, Knapen (jongen). Erven (erfgenamen), Bestevaer (grootvader), en de in Zuid- Limburg veel voorkomende namen Bonfrère (goede broer) en Beaujean (mooie Jan, knappe kerel).
Ook van kerkelijke feestdagen werden namen afgeleid zoals Heiligers (Allerheiligen) en Pustjens (Pasen).
Namen uit Frankrijk of uit Wallonië?
In het stamgebied van de Schulpen's komen ook veel Frans klinkende namen voor. Behalve de reeds hiervoren genoemde Bonfrère en Beaujean treft men er ook namen aan als Bonhomme, Jeunhomme (de jonge), Beauregard, Queis, Quix, Petit, Rousseau, Demarteau, Receveur, de la Haye, Damoiseau, Lechanteur en Innemée. Praktisch altijd blijken deze Frans klinkende namen niet uit Frankrijk zelf afkomstig te zijn, maar uit het naburige Wallonië, uit het gebied van Luik. Velen met een Frans klinkende naam denken nakomelingen te zijn van Franse Hugenoten, een protestantse groepering, die eind 1600 Frankrijk moesten ontvluchten, om in het buitenland hun godsdienst te kunnen belijden. Het ligt echter voor de hand, dat deze Franse protestanten eerder hun heil gezocht hebben in het protestantse Holland dan in de katholieke Zuid- Nederlandse gebieden. Anderen schrijven hun Frans klinkende naam toe aan achtergebleven soldaten van Napoleon. Dit